Saigon (of Ho Chi Minh City) is een magische stad, met de smalle hoge gebouwen langs de rivier en de steegjes waar je eindeloos in rond kunt slenteren en verdwalen tot je in een heel andere lokale wereld terecht gekomen bent. Al met al zijn we er vijf dagen gebleven, waarna we sommige van de locals in district 1 begonnen te herkennen. Zo had je het sigarenwinkel vrouwtje, sinds mensenheugenis gevestigd in het backpackers-district dat gekleed in bloemetjespak rondscharrelt. Of meneer ‘why-the-fuck-not’ in een van de goedkopere restaurants die dit als antwoord gaf als je om iets van de kaart vroeg. Andere herkenbare figuren waren loterij-verkopers die over straat kruipen omdat ze verlamt zijn, de hippe jongens van de champions bar die je enthousiast onthalen, en de sexy meisjes die oudere westerse mannen steeds laten winnen met pool. In deze tent hadden ze serieus de beste pooltafel waar we ooit op hebben gespeeld, maar het was ook zeer amusant om te kijken hoe een van de meisjes daar 5 ballen van haar tegenstander potte, en dan ook nog de witte bal weer goed voor hem neerlegde.
Verder was er weer kaas! En niet alleen ‘la vache qui rit’ wat hier de standaard is, maar ook mozarella, cheddar, en ONZE kaas. Ook Banh Bao (Bapao), Banh Xeo (Vietnamese pannenkoek), verse loempia’s en lemon smoothies behoorden tot onze favorieten.
We keken onze ogen uit naar de chaos in het verkeer, met ontelbare hoeveelheden scooters en motorbikes. Al snel leerden we hoe we moesten oversteken. Je claimt meter voor meter een nieuw stuk ruimte totdat je bij de overkant bent. Op de markt is het altijd een drukt van jewelste, met overal rauw vlees, vissen in teiltjes, groentes, fruit, noem maar op. Zo nu en dan werden we belaagd met aanbiedingen voor massages, zonnebrillen, boeken, sigaretten, marihuana. Vele schoenpoetsers konden ook nauwelijks stil blijven zitten, bij het zien van Kay’s schoenen, ze zijn namelijk erg stoffig. De stad hebben we verder kunnen bewonderen via een self-guided walking tour.
Het grootste deel van onze tijd werd echter in beslag genomen door het kopen van motorbikes om onze reis naar Hanoi mee voort te zetten. Gebaseerd op de ervaringen van andere reizigers leek dit ons de mooiste manier om Vietnam te zien. Dus we struinden craigslist, facebook, travelswop en flyers af, waarna we contact legden, test-drives maakten en check-ups bij de xe mai (mechanic shop). Uiteindelijk liet Kay zijn oog vallen op Joseba, een chinese kopie met 108cc van de legendarische Honda Win, uitgedosd met de typische Vietnam ster. Mijn voorkeur ging uit naar de semi-automatische Honda Wave (ook een Chinese kopie).
Eenmaal gekocht moesten we nog leren rijden in het drukke verkeer van Saigon. We besloten daarom om zelfstandig de Cu Chi tunnels te bezoeken op een plek waar de tourbussen met drommen toeristen niet komen. Bij de gedachte aan het spitsuur brak het zweet ons uit, dus we hadden de wekker om vijf uur ’s ochtends gezet, maar om half zes was er toch al behoorlijk wat verkeer op de weg. Omdat de route dwars door Saigon liep, deden we er wel drie uur over om bij de ingang van de tunnels te komen!
Toen we waren aangekomen, zagen we dat we een van de weinige westerlingen waren. Er was wel een schoolreisje van Vietnamese kindertjes die ons natuurlijk als vanouds in koor toeriepen: ‘hello!’, en druk naar ons zwaaiden. De rondleiding begon met een propaganda film die het leven van de bevolking in Cu Chi liet zien en hoe ze standhielden tegen de bommen en geweren van de Amerikanen en Australiers. Daarna konden we de tunnels, die de belangrijkste verdediging vormden, zelf ervaren. Eerst zagen we slim ontworpen ventilatie-gaten die op termietenheuvels leken en verscheidene valkuilen. De minuscule ingangen van de tunnels zijn goed verstopt onder de bladeren, en het vergt een beetje techniek om jezelf erin te laten zakken. De gangen waren zo nauw dat we ons op onze hurken moesten voortbewegen. Lichte paniek bij mij toen de vleermuizen ons om de oren vlogen!
Daarna wilden we zo snel mogelijk terug naar Saigon want we wilden de spits koste wat kost ontwijken. Maar helaas hadden we wat tegenslagen. Eerst konden we onze motorbikes niet vinden, en even later wilde Kay’s motor niet meer starten. Gelukkig was er een xe mai om de hoek waar ze binnen twee uur en voor nog geen tien euro de startmotor vervingen temidde een chaos aan Honda-onderdelen, gereedschap, brandstof en sigaretten. En toen konden we weer op weg!
Alleen hadden we onze voorsprong op de spits verloren, wat betekende dat we ons door de dichte massa aan scooters, motorbikes, auto’s en bussen moesten manoeuvreren. We deden in elk geval een boel rij-ervaring op: rotondes, links afslaan, optrekken, en stapvoets rijden. Voor het afslaan zijn verschillende technieken, je kunt een auto of bus als schild gebruiken, je kunt vlak achter een local aan gaan rijden, of je wacht tot een aantal scooters zich ophopen en dan eis je je ruimte op. Midden op een van de rotondes besloot mijn Wave af te slaan, waarna ik hem maar met moeite weer kreeg opgestart temidden van een oorverdovende kakofonie van getoeter. Bij de xe mai bleek het een klein afstelprobleem te zijn, zo gepiept!
Die avond waren we hartstikke moe en we besloten vroeg te gaan slapen om bij te tanken voor de rit van de volgende dag. (Trouwens: we zijn al een aantal dagen verder, we leven nog, we rijden voorzichtig en de motorbikes doen het prima!)